Dyslexie en dyscalculie
We spreken van dyslexie als een leerling een ernstige lees- en spellingachterstand heeft die ondanks extra oefenen hardnekkig aanwezig blijft. Een leerling wordt erkend als leerling met lees- en/of spelproblemen op grond van een officieel onderzoeksverslag van een orthopedagoog of een GZ-psycholoog met (geregistreerde) testbevoegdheid.
De officieel erkende dyslexieverklaring is het startpunt voor het toekennen van extra faciliteiten bij toetsen en examens. De dyslexieverklaring heeft in principe een onbepaalde geldigheidsduur. Op belangrijke overgangsmomenten in het onderwijs zal met ouders en leerling opnieuw moeten worden vastgesteld welke ondersteuning nodig is.
In een gesprek met de leerling en ouders worden de faciliteiten verder bepaald. De ondersteuningsbehoeften worden vervolgens op een faciliteitenkaart aangegeven. De leerling bepaalt uiteindelijk zelf, uiteraard in overleg met zijn/haar ouders of hij/zij wel of niet een hulpmiddel gaat gebruiken. In ons dyslexiebeleid staat welke rechten aan een faciliteitenkaart verbonden kunnen zijn, zoals vermeld in art. 55 van het Eindexamenbesluit VO en de Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte.
Over de definitie van dyscalculie is nog geen algemene instemming. Een bekende definitie heeft het over een stoornis ‘die gekenmerkt wordt door hardnekkige problemen met het leren en vlot en accuraat oproepen of toepassen van reken- en wiskundekennis (feiten / afspraken)’ (Ruijssenaars, van Luit, & van Lieshout, 2004).
Een leerling met een dyscalculieverklaring heeft bij toetsen recht op extra tijd bij wiskunde en bij alle andere vakken wanneer er gerekend moet worden. Daarnaast is het gebruik van een rekenmachine altijd toegestaan. Ook kan de leerling remedial teaching krijgen, waarbij de rekeninstructie afgestemd wordt op de specifieke onderwijsbehoeften van de leerling.
Voor vragen kunt u terecht bij Marlou Snijders, dyscalculiespecialist.